6. De gebroeders Richard Douglas en Robert Ernest Tod
De gebroeders Robert Ernest en Richard Douglas Tod kwamen uit een pioniersgezin.
In 1878 was hun grootvader Peter Tod, een boer, vanuit Ayton in Schotland aangekomen in Winnipeg in Canada. Vier jaar later gevolgd door zijn vrouw Christian Bell, die in 1882 overkwam met hun drie kinderen Alexander, William en Isabel. De familie ging wonen op een stuk land bij St.Vital. (St.Vital is tegenwoordig een voorstad van Winnipeg.red.) Zij waren de eerste Engelssprekende familie in dit gebied. In 1892 kwamen vanuit Bury (vlakbij Manchester) Frederick en Mary Hulton, met hun gezin, aan in Winnipeg, en gingen een boerderij bewonen die tegen het land van de familie Tod aan lag. Mede door de taal ontstond er al snel contact tussen de families. Alexander Tod trouwde met Mary Edith Hulton in 1898 en kregen samen twaalf kinderen, vijf meisjes en zeven jongens, waaronder Robert Ernest en Richard Douglas. Ze hebben vele jaren in St.Vital een tuincentrum gehad. Vader Alexander overleed op 20 september 1937. Moeder Mary Edith is overleden op 18 februari 1969. Op negentigjarige leeftijd. Ze heeft veel werk verzet in de kerk, voor het Rode Kruis en in andere maatschappelijke taken.
Robert Ernest was in de familie bekend als Ernie. En Richard Douglas werd Doug genoemd. Geboren op 19 februari 1920.
De tweeling Doug en Ernie waren de jongste uit
de familie. Ze gingen naar school op de Norberry school en naar het Glenlawn Collegiate.
Omdat er in de regio rond Winnipeg weinig werk te vinden was, gingen ze na het
behalen van hun diploma, naar noordwest Ontario om daar werk te zoeken. Dat
vonden ze bij de Central Patricia Goudmijn, vlak bij Pickle Lake, waar ook hun
oudere broer John al werkte. Daar zijn ze hun werkzaamheden gestopt en melden
zich aan bij de RCAF op 25 januari 1941.
Als beroep geven ze op dat ze in de mijnbouw hebben gewerkt vanaf september 1938 tot juni 1940. Reden voor ontslag: aanmelden voor de RCAF.
Op hun aanmelding formulier voor de R.C.A.F. worden allerlei standaardvragen gesteld over hun achtergrond. Of ze eerder zijn aangemeld. Of ze een strafblad hebben, of ze schulden hebben, of ze medailles hebben, etc. Op alles antwoorden ze met: neen.
Ook wordt gevraagd of ze vliegervaring hebben: Als solovlieger: geen. Als duo vlieger: geen. Als passagier: ja, vijf uur ervaring, zo schrijft Ernie. Douglas schrijft daarvoor drie uur op. Of ze nog ander vaardigheden hebben die nuttig kunnen zijn voor de RAF? Daar weten ze geen antwoord op. Op sportgebied geven ze aan dat ze vrij intensief aan hockey en rugby doen.
Ook regelmatig spelen ze baseball en gaan ze te zwemmen. En als de tijd het toelaat ook zo nu en dan paardrijden, skiën, schieten en ook nog enkel wel eens tennis of basketbal. De interviewer documenteert verder, dat Ernie sober gekleed gaat. Maar Douglas wordt beschreven als smaakvol gekleed, maar beide worden als 'schoon' beschreven. Hun verschijning oogt gezond en voorkomend, met een volwassen plezierig karakter, en te vertrouwen. Waar een interviewer al niet op let.
Alleszins geschikt om te kunnen dienen in de voorgedragen functie. Bij de toegevoegde opmerkingen staat: Heel slim. Alert en met gevoel voor humor. Atletisch. Snel bij beantwoording. Leergierig.
Ook geven ze aan dat ze liever bij het vliegpersoneel willen dan bij het grondpersoneel.
Als referenties geeft Ernie Rev. Steenson, de dominee en mr. Clark, een handelaar, op.
Mr H.Brodie Hicks, de assistent manager van de St Patricia Goudmijn schrijft ook een brief met een aanbeveling: De drager van deze brief, meneer E.Tod was bij ons werkzaam in de periode van 23 september 1938 tot 24 juni 1940. Zijn werk leidde te allen tijde tot voldoening. Hij is standvastig, leeft sober en heeft een excellent karakter. Hij was ook altijd actief betrokken bij de plaatselijke sportactiviteiten en we aarzelen dan ook niet om hem aan te bevelen voor welke taak u dan ook maar voor hem in gedachten heeft. Met vriendelijke groet, H.Brodie Hicks. Voor Douglas schrijft Hicks precies dezelfde brief met wijziging van data. Douglas kwam vanaf 26 december 1939 voor hen werken, maar vertrok wel gelijktijdig met Ernie op 24 juni, 1940.
A. LLOYD CLARK & COMPANY office equipment
Aan de RCAF,
Voor wie het aangaat,
De drager van deze brief, Ernest Tod uit St. Vital, is bij de schrijver bekend gedurende de laatste acht jaren als eerlijk en zorgvuldig, hardwerkend en gedreven. Mr Tod is naar mijn mening ongetwijfeld het waard om elke taak die u hem toevertrouwd passend te vervullen. Alles waartoe u bij machte bent om hem te ondersteunen, zou ik bijzonder waarderen.
Met
vriendelijke groet, A. Lloyd Clark, st Vital, Ook voor
Douglas schreef hij dezelfde brief.
Na verklaard te hebben zich bewust te zijn van de verplichte inentingen, ondertekent Ernie op 31 juli 1940 de overeenkomst van hun indienstreding. De één met 'Ernest Tod'. En Doug met 'Douglas Tod.'
Op 30 januari 1941 hadden de broers hun indiensttreding ondertekend.
"Ik Robert Ernest Tod (Richard Douglas Tod idem) verklaar hierbij plechtig dat al het bovengenoemde naar waarheid is ingevuld en hierbij verplicht ik mij om te dienen in actieve dienst op elke plek in Canada, maar ook buiten Canada en in overzeese gebieden, in de Koninklijke Canadese Luchtmacht (RCAF) voor de duur van de huidige oorlog, als ook daarna voor de periode van demobilisatie. Minimaal voor de periode van één jaar, vooropgesteld dat zijn koninklijke hoogheid, zo lang als nodig is, gebruik kan maken van mijn diensten. "
Vervolgens zien we de verklaring van een eed van trouw en verplichting aan Zijne Koninklijke Hoogheid. Ook weer ondertekend met de naam Ernest Tod en dezelfde verklaring voor Douglas Tod
Daarna kwam er nog een verklaring van een officier die de verantwoordelijkheid neemt en verklaart dat de aanmelder volstrekt met alle facetten op de hoogte is gebracht en in staat is om het ook allemaal te begrijpen, samen met zijn ondertekening.
Ook moesten de aankomend militairen fysiek worden getest en bij de broers is alles prima. Wel wordt vermeld dat Ernie als 5-jarige de pols een keer gebroken heeft gehad, die goed genezen is, maar nog een klein beetje beperking in de draaibeweging geeft. Douglas heeft een litteken over zijn linkerschouder. Ook is Doug eens flauwgevallen, heeft de mazelen en de waterpokken gehad. Ze zijn niet brildragend. Zelfs een moedervlekje links boven de navel wordt vermeld. Als gebruikelijk worden ook nog de benodigde urine en bloedmonsters genomen en het gebit wordt bekeken. En zo worden ze kerngezond verklaard, al geeft Ernie wel op dat hij zo'n 10 tot 15 sigaretten op een dag rookt. Douglas geeft er tien aan. Maar ze gebruiken geen alcohol, zeggen ze.
Zo gaan ze de opleiding in. Op de staat van dienst bij de opleiding zien we het volgende. Op 30 januari beginnen de broers in de rang AC (Aircraftsman) oftewel 'soldaat' in Brandon, Manitoba. Via steden als Toronto, Montreal, Quebec en Fingal , promoveren ze tot Leading Aircraftsman (LA) wat bij ons soldaat 1e klas betekent. Dat Doug en Ernest gewone mensen van vlees en bloed, met een eigen wil waren, lezen we ook in de verslagen. Op 13 november 1941 krijgt Ernie een aantekening in zijn staat van dienst. Hij heeft, terwijl hij in actieve dienst was, (Whilst On Active Service) lokale orders veronachtzaamd. Tegen de orders, werd hij liggend in zijn bed gevonden terwijl hij in school zou moeten zijn. Drie dagen C.B, wat dat ook moge betekenen. Douglas is ook niet geheel onberispelijk. Ook hij krijgt twee dagen C.B. voor het niet strikt opvolgen van orders. Daarnaast was hij op 23 oktober 1941 ook afwezig zonder permissie, van de middag tot laat in de nacht. Drie dagen C.B.
Maar in de documenten waar hun prestaties in terug te vinden zijn, zien we goede resultaten. Ze promoveren tot sergeant (Sgt). Ze halen hun badge voor Wireless Operator(telegrafist) Dit wordt aangevuld met de licentie van schietvaardigheid als AirGunner (AG, gunnerbadge) oftewel boordschutter. Zo promoveren ze eind 1941 tot Flight Sergeant. (Sergeant Majoor)
In Engeland wordt hun opleiding verder uitgebreid met oefeningen om hun kennis en vaardigheid verder uit te breiden. Onder andere van juli tot oktober 1942 bij het no 14 O.T.U. op RAF basis Cottesmore. Een O.T.U. was een Operational Trainings Unit. Gebruikelijk was, dat je daar een halve dag theorie training op de grond kreeg en een halve dag trainen in een vliegtuig in de lucht. Het doel was om je vaardigheden in de praktijk te brengen in een prima samenwerking met de andere bemanningsleden. Eerst werd overdag geoefend en daarna 's nachts.
Na een jaar opleiding in Canada mogen ze in januari 1942 een week met verlof naar huis voor ze de oversteek naar Engeland maken. Hier op de foto met moeder Mary Edith.
Tot ze eind oktober 1942 hun ervaring in de praktijk mogen brengen bij het 115th squadron. Hier werd met Wellington bommenwerpers gevlogen. Al op 6 november 1942 worden ze weer overgeplaatst naar het 75th squadron, dat gestationeerd was op New Market nabij Suffolk, een bekende paardendrafbaan die als vliegveld was ingericht. Hier wordt met Stirling bommenwerpers gevlogen. Hier zien we ook de boordwerktuigkundige Eric Grainger deel van hun bemanning uitmaken.
Bij het verslag van Eric Grainger elders in dit boekje ziet u enkele missies beschreven, waarbij met een vaste bemanning werd gevlogen onder het commando van piloot F/S Charles Arnold Rothschild, RCAF R.66347/ J.18852 van Toronto.
Verschillende vliegtuignummers passeren de revue.
De broers vliegen eerst nog om beurten hun missies als telegrafist, al snel
volgt de wens om gezamenlijk te mogen vliegen. Nu was het regel bij de RAF dat
broers nooit bij elkaar in hetzelfde vliegtuig mochten vliegen. Maar omdat de
broers al vanaf hun geboorte onafscheidelijk waren en ze er beide uitdrukkelijk
om vroegen, werd voor hen een uitzondering gemaakt. Vanaf 5 maart 1943 zien we
hen aan boord van de BF445 gezamenlijk op de bemanningslijst staan. Waarbij het opvalt dat de
ene missie de een bij de front mitrailleur zit en de ander als telegrafist. De
volgende vlucht wisselen ze van plaats. Ze vliegen nu als
achtkoppige bemanning, wat uitzonderlijk is omdat gebruikelijk was, dat een
Stirling met zeven man vloog.
Het 75th squadron archief vertelt dat op 10 april 1943 ze op missie moeten voor een bombardement op Frankfurt. Voor het eerst zien we, naast Eric Grainger, ook de naam van James Leonard Richards, de bommenrichter uit Nieuw-Zeeland op deze bemanningslijst staan.
Ze beleven een opmerkelijk avontuur. Ze vlogen op de Stirling met code BF455. Boven het doelgebied werd het vliegtuig geraakt door de Duitse luchtafweerkanonnen. Nadat de bommen op of nabij Frankfurt waren gegooid, begon een spannende lange weg terug naar Engeland. Tijdens de vluchtweg werd het vliegtuig ook nog aangevallen door een Duitse nachtjager. De nachtjager bracht nog meer schade aan, maar de ze hadden geluk dat de piloot Rothschild, de Duitse nachtjager kon afschudden. Helaas bleek de aangebrachte schade van de nachtjager samen met die van het luchtafweergeschut fataal te zijn voor het Engelse vliegtuig. De brandstoftank(s) waren geraakt, maar gelukkig niet in brand gevlogen. Ze liepen wel langzaam leeg. Hierdoor was Engeland niet meer bereikbaar. Robert Ernest heeft tijdens de moeizame terugtocht boven Frankrijk en het Kanaal continue via radiocontact gehouden met de vliegbasis Newmarket. Door dit radiocontact konden de Engelsen het vliegtuig plotten en de locatie van de crash nauwkeurig bepalen. Terwijl Ernie zijn taak volbracht, bracht de rest van de bemanning de dinghy reddings-rubberboot alvast in gereedheid voor gebruik. De piloot Rothschild maakte met de Stirling BF455 een perfecte noodlanding op het water, een paar kilometer uit de kust van het vissersdorp Shoreman-by-Sea. De zevenkoppige bemanning kroop snel uit het vliegtuigwrak voordat het zonk, in de dinghy. De bemanning zat in de dinghy toen er een escorte van Spitfires verscheen. De Spitfires bleven in de buurt om eventuele nieuwsgierige Duitse jagers op een afstand te houden. Doordat de crashlocatie bekend was, door het heldhaftig werk van Ernie, werd de bemanning al binnen 15 minuten door de Engelse kustwacht Coastel Command gered.
Een vliegboot van het type ASR Walrus landde zo
dichtbij, dat de dinghy kapseisde. De ASR Walrus pikte de bemanning op uit zee,
het natte pak namen ze voor lief. Aardige bijkomstigheid voor de broers was,
toen de deur van de Walrus openging, zij daar een militair zagen die ze heel
goed kenden. Ted Teillet. Een klasgenoot van de Norberryschool waar
ze mee opgroeiden in St.Vital, maar al in geen tijden hadden gezien, is één van
de redders. Robert Ernest kreeg voor zijn volharding in het
onderhouden van het radiocontact tijdens het neerstorten in zee, ook de Engelse
onderscheiding DFM.
(Op een website van de duiksport, was onlangs te lezen, dat het vliegtuig al enige jaren terug gelokaliseerd is. Vissers zaten met hun netten vast aan een object op de bodem. Er waren duikers bij gehaald om de netten vrij te krijgen. Zij verklaarden dat het de BF455 was die op zijn rug op de zeebodem lag met zijn landingsgestel omhoog. Een propeller is geborgen welke door de vissers is geschonken aan het nabijgelegen 'Robertsbridge Aviation Society Museum'
Dan zien we een brief van de RAF aan moeder Mary Edith. Gedateerd op 3 juni 1943
Geachte mevrouw Tod,
Ik schrijf u, mede namens alle rangen binnen de Royal Canadian Airforce, in de warme gelukswensen voor u en uw familieleden voor de onderscheiding en de eer van uw zoon Sergeant Robert Ernest Tod DFM. Voor het toekennen van deze Distinguished Flying Medal voor de grote dapperheid tijdens een actie in dienst voor het 75th squadron van de Royal Air Force.
Het citaat waarop de erkenning is toegekend luidt als volgt:
Deze militair was de telegrafist in een vliegtuig dat was beschadigd door afweergeschut tijdens een operatie boven vijandelijk gebied. Het vliegtuig verloor telkens meer hoogte en de piloot was uiteindelijk gedwongen om een noodlanding in zee te maken. Ondertussen bleef Sergeant Tod kalm draadloos contact houden met de basis. Zijn excellente werk maakte het mogelijk om het vliegtuig voortdurend te kunnen uitpeilen en zo konden gerichte reddingsoperatie worden georganiseerd. De gehele bemanning kon binnen een kwartier op gepikt worden na het moment dat ze in zee terecht waren gekomen. Deze militair liet continue een grote en onwankelbare toewijding aan zijn taak zien. Het personeel van de luchtmacht is trots op deze toekenning.
Met vriendelijke groet, minister van luchtdefensie, Charles Gavin Power.
Door de medaille die Ernest ontvangt en waardoor hij nu voortaan een lintje mag dragen, grappen de andere bemanningsleden, dat ze nu tenminste de tweeling uit elkaar kunnen houden.
Meer dan twintig vluchten deden ze boven vijandelijk gebied, onder het commando van F/L Arnold Rothchild.
Gezamenlijk nemen ze verlof van 15 april tot 20 april 1943 en van 18 mei tot 23 mei 1943.
Een brief van Ernie aan zijn moeder. Datum 10 mei 1943
Lieve moeder,
Ten
eerste bedankt voor het geld. We kregen het drie dagen na het bericht. We
hadden een prachtige tijd met Jock [dit was de roepnaam van hun broer John, red.]
we hebben de kusjes ontvangen en ik zal jou ook enkele sturen, zodra we ze
ontwikkeld hebben. Ik heb ook jouw luchtpostbrief ontvangen waarin je vertelt
over de telegraaf. Slechts een van ons kon het doen. Jammer genoeg was ik net
degene die op die plek was ingedeeld. Welnu moeder, Jock zal je wel veel meer
vertellen. Hij leek me ook bijzonder opgetogen toe. Eén dezer dagen hoop ik
Jorge te ontmoeten. Ik hoop dat Jock ook verlof krijgt en tegelijkertijd
misschien in staat is om de koning te ontmoeten. Nogal een ding voor de Tod
familie. Ik weet niet wat ik moet doen, maar ik denk jij ook niet. Hoe gaat het
thuis? Ik hoop dat de jongens je komen helpen. Maar wat je ook doet, maak je
geen slaaf van de tuin. Doe het rustig
aan. Nog niet klaar, laat het dan. Wij zijn weer thuis volgend jaar. Waar is Rod?
[broer Alexander,red.] Als hij me zou willen schrijven heb ik wat goede
adressen voor hem, vertel hem dat. Tot kijk, voor nu en heel veel, heel veel
liefde voor jou, je liefhebbende zoon Ernie. Over.
Op 10 juni 1943 schrijft Douglas ook een brief aan zijn moeder.
Lieve moeder,
Even een paar regels om je te laten weten dat we nog steeds samen zijn. We zijn twaalf mijl verhuisd voor de tijd van een week en verwachten weer terug te gaan aan het eind van deze week. We krijgen een nieuwe piloot omdat voor Arnold zijn dienst erop zit en wij nog zo'n vijftien moeten gaan. We doen op dit moment alleen lokaal vliegen. We ontvingen vandaag een brief van U, moeder, en we vonden het prachtig van jullie te horen. Ik zie dat ... en ... thuis zijn. We hebben hun brief ontvangen en bedank ze namens mij. We hoorden dat de CBC een script wil maken over ons kleine incident. Ze maken er nogal wat een ding van. We hebben weer van Jock vernomen deze week en Ernie heeft hem ook geschreven. Het gaat goed met ons en we zijn zeker blij om te horen dat het thuis ook goed met iedereen gaat. We gaan om de dag op de fiets naar ons pension en kunnen dan even zwemmen. Ook redden we het meestal wel om mee uit gevraagd te worden en zowel Ernie als ook ikzelf kennen een paar meisjes dus met ons komt het wel goed. We verwachten binnenkort Bob te ontmoeten. We hebben de schoenen nog niet ontvangen. Maar verwachten ze met de volgende zending. Ik hoop van harte dat we ze hebben voor dat we weer op stap gaan. We hebben ook geld gekregen de afgelopen week. Ik heb een helm van een jongen uit India, die met ons getraind heeft. Hij waardeerde het, zodat ik hem binnenkort maar even een briefje schrijf. Ik hoop dat alles goed gaat thuis en op de tuin. Doe ze allemaal de hartelijke groeten. Pas goed op jezelf, moeder.
Met liefde, Doug.
Ze maken diverse vluchten en vanaf 3 tot 16 juni krijgen ze weer bijscholing bij de 1657 Conversion Unit. Misschien hebben ze Thomas McCrorie er wel ontmoet want die zat er bijna in dezelfde tijd. (vanaf 26 mei tot 11 juni)
Op 17 juni keren ze weer terug van 1657 Conversion Unit naar het 75th Squadron.
En
treden aan voor de Stirling EH 889...