12. Joan McCrorie - Holder

De vertaling van het verslag van Joan McCrorie- Holder. In het boekje: "We Also Were There" van schrijfster Archie Hall.

Voorinformatie:

Joan Holder geboren 1915 overleden 26 november 2013 te Bidford upon Avon 98 jaar

En over haar tijd met

Tomas Fraser McCrorie geboren in 25 januari 1917 overleden 23 juni 1943

Samen kregen zij een zoon

Robert McCrorie geboren 30 april 1942

Robert vertelde ons hoe de verbinding ontstond tussen schrijfster Archie Hall en zijn moeder.

Toen Joan op 5-jarige leeftijd naar school ging in Evesham, zat ze naast een jongen die Don Archer heette. Hij kwam uit het naburige dorp Cleeve Prior. Ze raakten bevriend. Toen Joan enkele jaren later naar een school in Cheshire ging, scheidden hun wegen. De vader van Don was boer en Don had 3 zusters, één van hen was Grace (dat was Archie Hall, de latere schrijfster).
Dons vader stierf jong toen Don nog maar een tiener was en hij moest van school af om op de boerderij te werken en zijn moeder en 3 zusters bij te staan.

Na de oorlog kwamen Joan en Don elkaar heel toevallig weer tegen en raakten weer bevriend; niet dat ze gingen samenwonen, maar ze trokken veel met elkaar op. Zoon Robert kende Don heel goed vanaf zijn jeugd en beschouwde hem als een soort vaderfiguur en vriend die hij vergezelde naar cricketwedstrijden.

Archie Hall, de zus van Don destijds bij de WAAF
Archie Hall, de zus van Don destijds bij de WAAF

Schrijfster (Archie) Grace Hall had zelf bij de WAAF gediend in de oorlog. De WAAF (Womens Auxiliary Air Force) was eigenlijk de vrouwenafdeling van de RAF. Zij deden in Engeland enorm veel werk achter de schermen. Inlichtingendiensten, informatieverwerking over de missies, meteorologie, taken op de vliegvelden, onderhoud, catering en administratie, etc. Er waren ook vrouwelijke piloten, maar die mochten niet aan operaties buiten Engeland deelnemen. Wel vlogen ze toestellen naar verschillende vliegvelden binnen Engeland. Archie was veelal werkzaam bij de luchtverkeersleiding op verschillende RAF-vliegvelden. Na de oorlog, in de tachtiger jaren wordt haar gevraagd om de vele verhalen die er zijn over en van de vrouwen achter de RAF te verzamelen en vast te leggen. Ze kende Joan McCrorie- Holder reeds langer en vroeg dus ook haar om haar ervaringen op te schrijven.

Joan McCrorie Holder ca. 1985
Joan McCrorie Holder ca. 1985

Het jaar 1985; Joan schrijft:

My eyes are dim, I cannot see, I have not brought my specs with me." (Door mijn vage blik, kan ik niet goed zien, omdat ik mijn bril niet bij me heb) Hoe vaak hebben we in een geest van verhevenheid niet die woorden gezongen in de oorlogstijd!!

Nu ben ik gepensioneerd. Heb kleinkinderen en kan niet zien zonder mijn bril.

Joan McCrorie Holder,

In juli, 1939, in het begin van mijn twintiger jaren, ging ik weer op vakantie naar Portugal. Chamberlain verzekerde ons van gerede kans dat er vrede zou blijven. Het leven was vol van plezier en lekker luieren in de hete zon op het strand.

Op 3 september was de Britse kolonie goed vertegenwoordigd, kletsen, slapen en zwemmen. Zo rond vijf minuten over elf, kwam er 's morgens een Amerikaanse naar het strand en zei; "Zeg, weten jullie wel dat jullie land in oorlog is met Duitsland?" Vanaf dat moment waren de jonge Duitsers in ons gezelschap niet langer onze vrienden. Deze jonge mannen en vrouwen vertrokken om voor hun vaderland te vechten en de jonge Britten gingen huiswaarts om voor hun "moederland" te vechten. Zo veel van deze jonge mensen van beide nationaliteiten zijn niet weer thuisgekomen aan het eind van alle gewelddadigheden. Zo verdrietig, als je er nu op terugkijkt!

In maart 1940 leek het allemaal gevaarlijker te worden en de keuze werd gemaakt dat ik weer terug zou keren naar het Verenigd Koninkrijk, in gezelschap van twee oudere dames. De trein was langzaam; in Frankrijk kwamen er troepen aan boord, die in het zuiden woonden en terugkeerden van verlof. Toen we in Parijs aankwamen werd ik angstig bij het zien van de Duitse vliegtuigen, die over de stad vlogen met een in mijn ogen vaste regelmaat. Het leek niet op oorlog.

Ik arriveerde in de U.K. in de verduistering, een ervaring die ik nooit weer zal vergeten. Na al het licht en vrolijkheid van Oporto leek het als of we afdaalden in een kolenmijn zonder licht. Ik vond werk. Duinkerken kwam en ging. Veel hartzeer en verdriet bij hen die geliefden hadden, die ook thuis probeerden te komen.

In september 1940, kwam mijn broer Bob, die in 1938 geëmigreerd was naar Nieuw-Zeeland, thuis. Hij was Sergeant Piloot. Hij had zich aldaar aangemeld als vrijwilliger voor de "Third War Course "Het was heerlijk om hem en zijn vrienden weer te zien.

Jammer genoeg was het leven van Bob maar kort in de U.K. Ook al had hij gekozen voor de Bommenwerpers, men gaf hem een training als een gevechtspiloot. Hij werd ingedeeld bij een squadron en sneuvelde toen zijn Hurricane crashte bij het opstijgen. Het was 26 oktober 1940. Het was een groot verdriet voor de familie en ik nam me voor om geen betrokkenheid bij de RAF te ontwikkelen. Te veel risico!

[De broer van Joan: Robert Holder werd geboren op 16 april 1917 in Bidford on-Avon, Warwickshire.

Hij ging in 1938 naar Nieuw-Zeeland en werkte op een boerderij in Hicks Bay, Gisborne. Bij het uitbreken van de oorlog bood Holder zich vrijwillig aan voor de opleiding van piloten bij de RNZAF en hij meldde zich op 19 november 1939 op de Ground Training School in Weraroa.

In december werd hij geplaatst op 2 FTS New Plymouth en verhuisde op 11 maart 1940 naar 2 FTS Woodbourne. Holder voltooide zijn opleiding eind juni en werd gepromoveerd tot Sergeant.

Per schip vertrok hij op 12 juli met het passagiersschip de RMS Rangitane en arriveerde op 27 augustus in het Verenigd Koninkrijk. Na een periode bij RAF Depot Uxbridge nr. 1 werd hij op 11 september 1940 overgeplaatst naar 6 OTU Sutton Bridge, waar hij overstapte naar Hurricanes.

Op 30 september voegde Holder zich bij het 151 Squadron in Wittering.

In de avond van 26 oktober was hij een van een groep die nachtvluchten en landingen oefende in Coleby Grange. Om half tien 's avonds, steeg een Hurricane vlak voor hem op, deze maakte een opwaartse beweging en vloog met een geleidelijke bocht naar links in en zette deze door tot naar de grond en stortte neer en barstte in vlammen uit, zo'n 500 meter voorbij de loefgrens. Reddingswerkers konden de piloot Sgt.D.O. Stanley nog wel uit het wrak halen en brachten hem naar een ziekenhuis. Maar de volgende dag overleed hij aan zijn verwondingen. Dit was de piloot van Hurricane V7434, Sgt. D.O. Stanley RNZAF

De vluchtcommandant vroeg Holder, die nog wachtte, of alles in orde was en zei dat het hem zou worden toegestaan om zijn vlucht te staken als hij dat zou willen. Holder zei dat hij kon gaan en de vluchtcommandant controleerde zijn gyroscoop nog, om te zien of deze niet onklaar was.

De Hurricane, R4184, steeg op en maakte kort daarna eveneens een bocht naar links en vloog 800 meter voorbij de eerste crash de grond in.

Holder kwam hierbij om het leven.

Holder werd begraven op Bidford-on-Avon Cemetery. Graf 217]

Het bombarderen van Coventry en Birmingham gebeurde in de nachtelijke uren gedurende de winter van 1940- 1941.

Op een prachtige zomerse dag in mei 1941, zat ik in een plaatselijk café met mijn toenmalige vriend, toen er een RAF- officier binnenkwam, keurig in uniform. Hij kwam me enigszins bekend voor. Hij liep meteen door naar ons. "Hallo Joanna", zei hij. "Eindelijk heb ik je gevonden" Ik was een moment sprakeloos en toen viel het kwartje. "Tom McCrorie, wat brengt jou hier?" Tom was één van onze groep uit Portugal. Ik had deze groep het laatst gezien in maart 1940, toen ik op de trein stapte naar de U.K. en had hartelijk afscheid genomen voor zo lang het zou duren, althans dat dacht ik toen.

Tom had trainingen gedaan en zat nu bij Nr.21 O.T.U. (Operational Training Unit) in Moreton-in-March, zo'n twaalf mijl van mijn huis. Blijkbaar was hij vele keren over mijn kleine dorpje Broom gevlogen om te proberen mijn huis te lokaliseren.

Vanaf dat moment werd onze vriendschap van jaren verder voortgezet. We hadden veel overeenkomsten. Na zijn vliegtrainingen kwam hij bijna elke avond naar mijn huis en bleef ook meestal overnachten omdat we er vaak op uit gingen voor een drankje en om te dansen. Hij fietste dan vanaf Moreton. Dus 's morgens moest ik om zes uur opstaan. Dan werd de fiets aan mijn auto geknoopt voor een snelle rit naar de basis. Dan een vlotte rit weer terug, zodat ik de trein van acht uur kon halen naar mijn werk in Redditch. Tom zocht me daar vaak op als ik er aan het werk was, maar zei dat hij het moeilijk kon vinden. Hij hoefde slechts de spoorrails te volgen vanaf Broom tot aan het station van Redditch, recht over te steken voor de kerk en dan was hij er!!

Toen kwam ook al het huwelijk ter sprake, maar ik moet bekennen dat ik niet stond te trappelen om te trouwen met een piloot. Het verlies van mijn broer stond mij nog helder voor ogen...

Tom was klaar voor de overstap naar Wellington-bommenwerpers op 11 augustus 1941 en werd geplaatst bij het 101 Squadron in Oakington in Cambridgeshire. (later bekend als Long Stanton)

Op een dansavond besloten we te gaan trouwen, nog voordat hij (over vier dagen) terug moest naar zijn squadron. Dus trouwden we op 31 augustus om elf uur 's ochtends, hadden een prachtig feest en 's avonds om half acht, diezelfde avond, was Tom weer terug bij zijn squadron.

Stirlings op RAF Oakington
Stirlings op RAF Oakington

Ik was getrouwd met een piloot, maar op een onwerkelijke manier stonden we niet stil bij de dood. Tom deed werk waarvoor hij getraind was. Je moest er gewoon van uit gaan dat je zou overleven. Anders zou het leven ondraaglijk worden. Ik bracht een weekend door in Oakington, waar ik verbleef bij een lieflijke dame van 72 jaar. Het huis was gigantisch; "The Mount". Het was voor haar gebouwd door haar inmiddels overleden man, als huwelijkscadeau. Het vliegveld was aan de ander kant van de heg, die achter in de tuin lag. Een tuin die meer weg had van een klein park.

Na verschillende missies als 2e piloot werd Tom nu 1e piloot. Aan het eind van september besloten we dat ik het best maar in de "Mount" zou komen wonen en dat deed ik ook. Mevr. S. was blij met me en ik was graag bij haar. En zo kwam Tom ook elke avond thuis behalve als hij op missie was. Hij kwam dan op zijn oude vertrouwde fiets, waarmee hij zo'n tien minuten onderweg was. De tuin van "the Mount" lag dicht tegen twee "Stirling"(vliegtuig) verzamelplekken. Vanaf dit vliegveld waren 2 squadrons operationeel. Het 6th Stirling squadron en nr.10 Wimpey (Wellington) Squadron. Ik heb heel wat tijd doorgebracht met het kijken hoe de manschappen de vliegtuigen onderhielden en soms maakte ik even een praatje met ze. Elke avond hoorde ik, gedragen door de koele herfstlucht, het snerpende geluid van de doedelzak. Ik heb de muzikant zelf nooit ontmoet. Veel mensen houden niet van die muziek. Maar ik keek altijd uit naar zijn vroege avondconcert op een van de verzamelplaatsen van de vliegtuigen. Een bijzonder sentiment dat iets toevoegde aan het weg taxiën van onze jongens als ze naar de "line up" voor de "take- off" gingen.

Op een dag kwam mijn broer Roger, die bij de Koopvaardij-Marine zat, te logeren in "the Mount". Doel van deze uitstap was om met Tom een keer een trip de lucht in te maken. Dat gebeurde ook en hij heeft genoten van een vlucht over de Noordzee en heeft ook een "blood chit" moeten tekenen. (Dit was een medische en identiteits verklaring die ergens in de kleding werd ingenaaid, red.) Omdat Tom op missie was had Roger het bed betrokken van Tom in de mess. De volgende morgen zou Tom 's persoonlijke assistent (welke officieren destijds hadden) hem wekken en hij kreeg de schrik van zijn leven. Hij dacht dat er een invasie was geweest gedurende de nacht. Er lag een blond hoofd op het kussen, compleet met een rode baard! Roger werd wakker voordat er alarm werd geslagen en verzekerde de arme man, dat hij een Koopvaardij marineofficier was, de zwager van Officier McCrorie!!

Elke vrije avond brachten we door in Cambridge; eten, drinken en dansen. Hier maakten en ontmoetten we vrienden van verschillende andere "Stations" uit de buurt. Vaak kwamen enkelen van hen niet weer terug. Dat was verdrietig, maar het verdriet was een kort leven beschoren, men had door te gaan met de klus om te leven.

Eens per maand gingen we echt de stad in om echt uit eten te gaan. In plaats van het gebruikelijk droge ham of de dagmenu boterham, gingen we dineren! Dan was het betaaldag en op zo'n glorieuze avond konden we ons permitteren om te verkwisten aan een "super grill"; een stuk spek, een worst, een ei, wat patat en een stuk brood. Een banket inderdaad!! En dat alles voor 17 en een halve penny's. Geleidelijk begon het me te dagen waarom mijn Morris 8 Sports de "zo nu en dan 4" genoemd werd. 

Een Morris 8 Sports
Een Morris 8 Sports

Haar naam was Jennifer en elke vrije avond, wanneer benzine beschikbaar was, reden we naar Cambridge. Op de terug weg veranderden we in een tweepersoons reddingbrigade, omdat we er altijd werk van maakten om een of twee vermoeide, gebruikelijk aangeschoten militairen op te pikken. Sommigen ziek, sommigen zongen maar soms ook ineengezakt totdat we hen eruit zetten zo dicht als mogelijk bij hun bases.

Ik zat altijd in de "optionele vierde plek" in de auto, wat het kleine plekje achter de chauffeur en bijrijder was. Het was handiger om onze passagier uit de auto te krijgen als hij voorin zat. En mocht hij moeten overgeven dan kon hij gemakkelijker naar buiten leunen. Als je dan niet te hard reed en er geen harde tegenwind stond, dan ging het prima!! De grootste uitdaging was de incapabele met fiets. Meestal vonden we hem zittende op de weg met op of naast hem zijn fiets. Hij werd dan op de voorstoel geplaatst terwijl ik achterin kwam met zijn fiets om mijn schouders of we zetten zijn fiets op de zijkant op het instapscherm en dan hield ik hem vast, wat voor mij op het moment maar het beste uitkwam. Hoe dan ook; ik was altijd de "veiligstelling afdeling fiets". Nooit ben ik gepromoveerd tot de duizelingwekkende hoogte van het besturen van mijn eigen auto. Maar wat een plezier en ontspanning!!

Wanneer Tom op missie moest, zag ik Tom niet meer na twee uur in de namiddag. Ik denk dat ik altijd wel wat gespannen was. Ik weet dat ik altijd luisterde naar de "take off"; hun vertrek. Ik telde ze, althans dat probeerde ik wel en in de kleine uurtjes lag ik wakker, te wachten op hun terugkeer. Dan weer probeerde ik de binnenkomers te tellen. Nadat de eerste twee geland waren stak ik een kaars aan (we hadden kaarsen en olielampen op "the Mount"). Dan ging ik liggen wachten totdat ik de fiets van Tom hoorde, die de oprit opreed, welke met een bocht om het huis lag, tot aan de achterkant, waar de garage was. Het was herfst en de oprit was bedekt met een laag beukenbladeren en de schillen van de beukennootjes, die knerpten onder de wielen van de fiets. Ik was blij dat geluid te horen!

Op een dag hadden we, voordat Tom naar de Basis ging, afgesproken om 's avonds gezellig uit te gaan naar Cambridge. De hele dag keek ik er naar uit, daar ik niks beters te doen had, dan de hele tijd maar wat kijken naar de Stirlings, die onderhoud kregen, wat te wandelen in de tuin, eens een praatje maken en wat te lezen. Omstreeks vier uur in de namiddag kwam Tom me thuis opzoeken. Ik was verbaasd over dit tijdstip en te meer omdat hij me vertelde dat hij instructies gekregen had en dat hij die avond op missie moest. Ik weet nu dat hij een grote zonde beging door ná zo'n instructie (briefing) thuis te komen, maar op dat moment was ik zo teleurgesteld, dat waar ik naar toegeleefd had, mijn avondje uit, niet door ging. Ik vroeg hem waar hij naar toe moest! Wat een domme vraag! Hij antwoordde dat hij me daarover zelfs niet een hint kon en wilde geven. Als ik het zou weten zou er iemand op enig moment mij kunnen molesteren en via mij informatie kunnen bemachtigen en de hele operatie laten mislukken. Ik voelde me een soort Mata Hari en dan niet de mooie kant van het verhaal! Dus vroeg ik hem hoe laat hij terug verwachtte te zijn. Ook daarop gaf hij geen antwoord. Het was ook of zou je het noodlot tarten om bij dergelijke operaties je thuiskomst al te plannen.

Hij verliet me om weer naar de basis te gaan. Terwijl ik als iedere rechtgeaarde burgervrouw achterbleef met mijn getob over het gemiste avondje uit. Die avond kreeg ik enorme schrik! Ik hoorde de vliegtuigen vertrekken; ik schat zo vanaf een uur of elf 's avonds. In de logboeken van Tom kan ik nu lezen dat het doel Keulen was. Ik werd wakker zo rond een uur of twee en drie uur hoorde ik het eerste vliegtuig overkomen. Daarna meer. Gauw had ik mijn flakkerende kaars aangestoken en ging in bed zitten wachten. Toen na een tijdje; Blij! Ik hoorde de fiets de oprit opkomen, het genoeglijke geluid van de knerpende blaadjes en beukennootjes onder de fietswielen. Tom was weer thuis! Ik hoorde de fiets de bocht in het pad nemen, richting de garage. Het apparaat werd als gebruikelijk met een plof tegen de garage muur geworpen, gevolgd door de rappe voetstappen naar de achterdeur. De grote steenplaat waar de sleutel onder verstopt lag, maakte een schurend geluid doordat het werd bewogen, daarna kwam de sleutel in het slot, gedraaid, de deur geopend en weer gesloten en weer op slot gedaan. Dan kwamen er de kwieke voetstappen de trap op met een draai naar boven recht op de slaapkamerdeur af. Daarna stilte! Omdat de badkamer naast onze slaapkamer lag, dacht ik dat Tom daar heen gegaan was. Maar de tijd ging verder en geen Tom. Misschien was hij daar in slaap gevallen, dat was al eens eerder gebeurd of misschien was hij ziek. Ik besloot dat het tijd was om op onderzoek uit te gaan, Ik pakte de nog steeds flakkerde kaars, opende de badkamerdeur al hoewel die al enigszins openstond. Ik zag geen glimp van de zaklamp die hij altijd droeg, dus ging ik naar binnen. Hij was er niet! Ik bedacht me, dat de geluiden die ik gehoord had niet van Tom 's terugkomst waren geweest, maar wat dan wel? Wat had ik gehoord? Ik rende terug naar bed en was in paniek! Hij was neergeschoten!! Het was zijn geest geweest!! Vele gedachten - en de meest verschrikkelijke- namen bezit van me. Ik wilde mevrouw S. niet wakker maken en zo lag ik daar te huilen en te tobben, tot het tijd was om op te staan.

Aan het ontbijt zal ik er triest uit hebben gezien. Mevr. S. was geschokt en meteen na het ontbijt verdween ze in de richting van het dorp, waar de ingang van het vliegveld was. Ik weet niet precies wat er gebeurde, maar ik ontmoette de vrouw van de commandant later in de week bij de bushalte en zeer waarschijnlijk heeft mevr. S de Commandant een behoorlijke overhoring gegeven om "Dat arme kind zo te laten lijden " Na inzage in zijn logboek wordt het duidelijk; 15 oktober; Wellington V9819, P/O Pelmore, operatie Keulen (precisie luchtafweer, kist geraakt. Geland in Manston) Bemanning allen veilig. Na die tijd, elke keer als Tom het niet redde om naar de basis terug te keren, wat nog twee keer gebeurde, dan werd ik gewekt door de terugkerende vliegtuigen en het geknerp van fietswielen op de oprit. Maar dan was het een militair die hier dan heen kwam snellen en dan een schreeuw onder het raam deed. En zo gauw mijn hoofd tevoorschijn kwam "Is dit de vrouw van Flight Officer McCrorie !?" "Yes!" "Hij komt niet thuis vannacht, hij heeft moeilijkheden gehad en brengt de nacht door in ...... en zal morgen terugkeren". Een echt menselijk gebaar in een tijd van complete oorlog. Ik was en ben nog steeds ontzettend dankbaar voor de vriendelijkheid die Tom en mij bewezen is

Eén van de twee keer dat het Tom niet lukte om terug te keren naar de basis was toen zijn staartgeschutskoepel was geraakt. De ander keer was bij zijn missie naar Cherbourg. Het logboek vertelt; "28 oktober. Wellington 09601 - Operatie Cherbourg. Doel gebombardeerd. Draadloze zender buiten werking boven doel. Pinpoint boven het centrum van London op ca. 500 meter hoogte. I.F.F. op Stud 3. .... "Darkie" (titel bij verdwaald zijn) procedure succesvol. Geland west Malling. Tom's verbale rapport was niet zo technisch. Met de zender buiten werking hadden ze waarschijnlijk geen contact met de grond en dwaalden rond totdat een onverstoorde stem tegen Tom zei; "Mac, ik wil je niet ongerust maken, maar we zijn boven of vlakbij London. Het ziet er naar uit dat we omsloten zijn door allemaal "Sperbalonnen" (Dit waren hele grote ballonnen aan lange staaldraden die vijandelijke vliegtuigen moesten hinderen laag over te komen voor hun bombardementen, red.) Om Tom te citeren; "We maakten als de donder dat we daar weg kwamen! ".

Begin november 1941 werd Tom opgeroepen voor Malta. Dus namen we afscheid van Oakington/ LongStanton en gingen naar huis voor een aantal vrije dagen. We probeerden ze zo heerlijk mogelijk door te brengen.

Twee weken later keerde Tom terug naar zijn squadron en nam de 'Wimpey' Z.8972 over. Deed wat oefenvluchten en vertrok op 1 december naar Malta. Hij en zijn bemanning vlogen zelf hun vliegtuig er naar toe. Bij de bemanning was ook 'Scotty', een uiterst betrouwbare kerel. Ik geloof dat hij in vredestijd nog met de graaf van Hamilton gevlogen had.

Ze vertrokken in de vroege uren vanaf Cornwall, passeerden de kaap Finisterre en volgden de kust langs Portugal, waar Tom met sentiment de kust zag (in de dageraad). Hij zwaaide zijn vleugels als groet naar zijn ouders, die nog steeds in de buitenwijk van Oporto woonden. En herhaalde dit bij zijn vrienden in Lissabon. Het logboek vertelt; "Hele goede trip, geen luchtsnelheidsmeter, goede navigatie. Er was inderdaad goed genavigeerd; het vliegtuig landde volgens schema op Gibraltar.

Na een paar dagen op de rots, vertrokken ze naar Malta op 5 december. Citaat uit het logboek: "Teruggekeerd naar Gibraltar na tien minuten. SOS uitgezonden. Controlepanelen buiten werking. Dit was de eerste nachtlanding op het vliegveld van Gibraltar met een Wellington! Tom's versie; hij keerde terug en vroeg permissie om te landen. Dit werd geweigerd omdat de landingsbaan toen nog niet verlengd was en nachtlandingen met grote vliegtuigen niet waren toegestaan. Maar zij landden wel!! Het probleem werd opgelost en ze vertrokken voor Malta op 6 december. 'Een bijzonder goede trip'

Ik ontving slechts één brief van Tom tijdens zijn tijd op Malta. Hij kwam bij het 40e Squadron en had het vanaf dat moment erg druk. Ze waren heel vaak op missie en werden zelf ook constant gebombardeerd en hadden telkens te maken met gewelddadigheden van de vijand, zo veel dat Tom dacht dat er maar een kleine kans was dat hij dat zou overleven. En omdat brieven er lang over deden om aan te komen, besloot hij dat het voor mij te verontrustend zou zijn als hij me op de ene dag zou schrijven, dan binnen een paar dagen vermist zou raken en ik dan een brief van hem zou krijgen nadat hij al officieel als 'gedood' gemeld zou zijn.

Ik ontving daarom wat langere telegrammen en dat was genoeg. Ik wist dat hij nog een goede kans maakte dat hij leefde wanneer ik die ontving.

Rond deze tijd realiseerde ik me dat ik in verwachting was. Maar na een goede overweging besloot ik om het Tom niet te laten weten. Hij had al genoeg aan zijn hoofd zonder de zorg en de gedachte aan een zwangere vrouw thuis. Uiteindelijk vertelde ik het hem in januari 1942, toen ik dacht dat zijn dienst ginds zo naar het einde liep. Tegen het eind van februari werd het squadron verplaatst naar India, maar Tom, met nog anderen hadden hun taak er daarop zitten en mochten met verlof naar huis. Het heeft veel tijd gekost om thuis te komen. Na verschillende valse starten arriveerde hij in Cairo, bij zijn broer, Jack, die inmiddels een wat hogere luchtmacht-functie had. Maandenlang was die geschutsman geweest in een vliegtuig bij diverse operaties boven Noord-Afrika, totdat het vliegtuig vermist werd. En ook na speurwerk werd geconstateerd dat Jack als een SAC (Senior Aircraftsman, red.) vermist werd! Uiteindelijk keerde hij terug naar de basis, maar maakte niet weer deel uit van een bemanning! De broers hadden een paar dagen samen en toen vertrok Tom naar Lagos. Via Heliopolis, Karthoum en Kano, inmiddels al mei 1942.


Onze zoon werd geboren op 30 april 1942 en zijn vader wist het niet. Ik had al sinds februari niks van hem gehoord. Hij leek van de aardbodem verdwenen. Ik denk dat hij aan het begin van juni thuiskwam en ontmoette zijn zoon voor de eerste keer. Het was een ervaring om zijn gezicht te zien! Zoon Robert werd meteen geboekt om uiteindelijk de positie van Eerste minister te gaan bekleden!!

Toen moest ik mijn man vertellen, dat in de tijd dat hij weg was er geen geld binnen was gekomen op zijn rekening in London. Dit was een schok voor hem, omdat hij, om mij te helpen, alleen geleefd had van zijn toeslagen die hij kreeg bij zijn overzeese werk, denkende dat ik zijn loon zou ontvangen. We hebben de kwestie opgepakt bij diverse instanties maar zonder resultaat. Het geld was telkens uitbetaald en iemand anders had het opgenomen en voor getekend. Ik vraag me af; 'wie ben je?' Ik wens je veel vreugde van de vruchten van je gemene streek! Mijn spaarcenten en het feit dat we thuis woonden bij mijn moeder hebben voor ons gezorgd maar anders hadden mijn zoon en ik het zeker heel arm gehad!

We hadden, denk ik zo'n drie weken vrijaf, zeer gelukkig met onze zoon en met heerlijk zonnig weer. Het leven was weer heerlijk aangenaam en Robert werd gedoopt. Zo midden juli kwam Tom bij de nr 12 O.T.U. (Operational Training Unit) in Chipping Warden voor zijn rust periode. Deze basis was zo'n 36 kilometer van huis en hij kon regelmatig thuiskomen. Het leven ging weer zijn gewone gangetje.

De oefening was om met een vliegtuig ergens heen te vliegen en dan een soort parachute te slepen zodat andere militaire vliegers erop konden schieten. Vaak vloog hij over en wuifde met zijn vleugels. De procedure was; eerst waarschuwde hij me dat hij er was. Dit was een redelijke lage duik van oost naar west, dan rende ik naar buiten naar een speciaal daarvoor gemaakte plek aan de achterkant van het huis met in mijn hand iets groots en wits, klaar om te wuiven. Meestal was het een van Roberts schone luiers. 

Stirling boven Broom
Stirling boven Broom

Als hij terugkwam, van west naar oost, dan was hij veel lager. Hij dipte zijn vleugel, dan kon ik hem zien en wuifde de luier wetend dat hij mij ook kon zien.

De mensen uit mijn dorp Broom leden er misschien onder maar bleven vriendelijk. Eerst waren ze bang, vooral de ouderen; hoe onbesuisd wij waren!! Maar al gauw waren ze eraan gewend en na een paar keer gemompel over gevaarlijk vliegen etc., namen ze het maar voor lief dat ze zo nu en dan opgeschrikt werden door een overvliegende piloot die zijn vrouw wilde begroeten. Ik ben hen dankbaar. Inmiddels zijn ze sinds die tijd allemaal al gestorven. Niet van de schrik, maar door hoge leeftijd!  

Gedurende deze rustperiode werd Tom gevraagd door de BBC om mee te werken aan een radio-uitzending voor Portugal. Hij sprak Portugees als een tweede moedertaal en werd gevraagd om mee te helpen in het propaganda werk door te vertellen over de bombardementen op vijandelijk gebied. Twee keer tussen juni en december 1942 werd hij geïnterviewd door Fernando Pessa van de BBC. (Het lukte zelfs tot zijn ouders te spreken, die daar werkten sinds 1921) Voor de twee uitzendingen werd hij elke keer betaald met zes pond voor tien minuten. Dit was welvaart tot we ontdekten dat er een of andere afdeling van het ministerie de helft ervan achterhield! Het was weliswaar beter dan niks, maar op dat moment keken we er raar van op. Het laatste gedeelte van 1942 en het begin van 1943 waren bijzonder gelukkige tijden. Het leven was normaal. De reis van- en naar Chipping daarentegen was een operatie op zichzelf. Omdat Tom bijna elke avond thuiskwam stond het vooral in het teken van 'vooruit'. Een werkdag op de basis, in een flits naar het station (ik denk Banbury), dan de trein naar Stratford upon Avon en dan nog een fietstocht van Stratford over 12 en een halve kilometer naar Broom.

Tom heeft de fietswinkels goede zaken laten doen gedurende deze periode, omdat hij de gewoonte had te vergeten zijn fietslamp te verwijderen onder de treinreis. Ik ben de tel kwijtgeraakt van het aantal verdwenen fietslampen. De politie raakte gewend aan de 'lamp-loze' militair die uit Stratford kwam dat ze als ze zagen wie het was, ze zeiden;" oh jij weer, nou vooruit, rijden maar" Voor de terugkeer de volgende morgen werd opgestaan om zes uur, een vlug ontbijt en een halve kilometer fietsen naar het huis van de man die een dagelijkse rit had naar Leamington. De trein vertrok daarvandaan 's morgensvroeg. De fiets werd achter op de vrachtwagen gegooid en dan gingen ze, meestal de gehele weg zingend. Als ze 45 kilometer per uur uit de 'oude getrouwe' vrachtwagen konden persen, dan haalden ze ruimschoots op tijd de trein. Elke tijd langzamer, dan werd het een heksenketel, waarbij de chauffeur naar het perron holde om de trein tegen te houden en snel een kaartje voor hem te kopen, terwijl Tom zich ontfermde over de fiets. Al deze acties zijn verantwoordelijk voor de verloren fietslampen. Aangekomen op Banbury, werd de fiets op het station achtergelaten, omdat Tom normaliter een lift kreeg van een RAF-auto, bestuurd door een vrouwelijke militair van de W.A.A.F. met nog iemand die escorteerde. Dezen deden dagelijks een rit naar Banbury om de post voor de basis op te halen.

Vrij vaak had de trein vertraging, dan was de auto vertrokken en dan kwam Tom te laat. Uiteindelijk moest hij op het matje komen bij de Commandant van de basis. Na enige discussie waarin de commandant duidelijk maakte dat Tom niet zo vaak naar huis hoefde -en Tom dacht van wel- zei de commandant; "welnu McCrorie het komt hier op neer, wat staat voor jouw op de eerste plek? De Koningin en het Vaderland, of je vrouw? Zonder enige aarzeling zei Tom; "Mijn vrouw, meneer" en kon niet begrijpen dat de commandant niet inzag, dat de kern was, dat je zowel voor je geliefden en dierbaren, als ook voor je land vocht.

Midden april kwam mijn echtgenoot thuis rond een uur of half één in de middag. Ik was verbaasd hem te zien en vroeg hem waarom."Ik ben geplaatst bij een squadron dat weer missies uitvoert", antwoordde hij. Op één of andere manier was ik er deze keer meer door aangeslagen dan ooit tevoren. Ik denk dat het komt door de prachtige tijd die we samen hebben doorgebracht en met onze opgroeiende zoon. Het leek wel een baan van negen tot vijf na bijna elke morgen te vertrekken en terugkerend in de avond. We hadden zeven dagen vrijaf, wat een zeer gelukkige tijd was. En we moesten maar niet te ver vooruit kijken.

Op 29 april vertrok Tom om zich bij het 75th New Zealand Squadron te voegen. Ik was teleurgesteld over de datum, omdat Tom nu ook de verjaardag van zijn zoon moest missen, hij had immers al zijn geboorte gemist.

Hij vertrok uit Broom met de trein. Ik herinner me dat hij, nadat hij al de bagage in de coupé had geladen en we afscheid hadden genomen, hij plotseling de deur weer opengooide en op het perron stapte, maar ook meteen daarna weer in de trein sprong. Ik vroeg hem wat hij daar mee voor ogen had. Hij antwoorde; "Om er zeker van te zijn dat ik terugkom!" De stoomtrein pufte het station uit in de richting van Evesham. Ik keerde wat verloren huiswaarts.

Tom maakte als overstap een eerste vlucht op 27 mei. Een overstap van 'Wimpey' (Wellingtons) met hun 'Peggy' (Pegasus) motoren naar 'Stirlings'. Hij had het niet staan op Stirlings, maar had verder niet veel te kiezen. Hij stelde zijn bemanning samen en tot zijn opluchting en plezier was 'Scotty', zijn 'st. Christopher', er ook bij. Gedurende deze tijd schreef en belde hij geregeld. (St Christopher is als een beschermengel.red)

De Overstap-opleiding werd voltooid op 11 juni en toen begon zijn tweede serie missies. Ik weet niet hoeveel hij vloog, drie, vier of vijf. Hij was een beetje nalatig met het invullen van zijn logboeken en ook na 11 juni. Gepland stond een verlof vanaf 11 juli en we hadden plannen om dan een week naar Southport te gaan. Daar waren we twee keer eerder geweest.

Op 23 juni was ik bezig met de normale huishoudelijke zaken en de baby- taken, toen ik het gebrom van een zwaar vliegtuig overkwam. Laag en van oost naar west. Ik was verrast; Ik wist dat het alleen Tom kon zijn, alleen had ik hem nog nooit in een Stirling gezien. Dus ik rende naar buiten met de gebruikelijke luier en wachtte op positie toen hij terugkwam en deze keer nog veel lager. Hij wuifde zijn vleugels. Ik kon hem duidelijk zien en we wuifden naar elkaar, waarna hij terug naar de basis vloog. Het was al laat in de middag, dus ik dacht in dankbaarheid dat hij een nacht zou krijgen zonder trammelant, omdat ze nu zeker niet op missie hoefden de komende nacht.

Die nacht werd mijn slaap wreed verstoord, door iets wat op me overkwam als een enorme dreun. Het leek of gebeurde het in mijn kamer. Ik bleef liggen te luisteren. Was het geweervuur of een vliegtuigcrash? Ik bleef nog een tijdje wakker maar kon niet thuisbrengen wat het was geweest.

De volgende morgen 24 juni was ik in de boomgaard tot ik de postjuffrouw aan zag komen op de fiets. Ik sprak haar aan maar het leek erop dat ze liever niet met me praatte en vroeg alleen maar of mijn moeder thuis was en vervolgde haar weg om haar op te zoeken.

Ik weet niet precies helder meer wat er gebeurde. Mijn moeder riep me. Ik ging het huis binnen, ze had een telegram in haar hand. Ik wist wat dat betekende. "Tot onze spijt" etc. Alles werd even blanco. Ik liep terug naar de boomgaard. Het was zo'n prachtige dag... ik zat of lag in het hoge gras denkende, hopende... Immers er stond alleen maar 'vermist'. Ik denk niet dat ik gehuild heb. Altijd een optimist. Ik bleef mezelf vertellen; "vermist" betekent niet "gedood" Er is altijd hoop. Ik kreeg berichten van Tom zijn collega's uit het squadron; Ze zeiden; "zit er niet over in, Tom is een geboren 'overlever'. Maar de autoriteiten konden geen informatie geven. Geen spoor van ook maar één van de bemanningsleden. Gedood of in een krijgsgevangenkamp. Dit gaf de hoop dat ze opgepikt waren door ondergrondse verzetsstrijders en ergens op de terugweg waren.

Ik schreef mijn schoonvader in Portugal en vertelde hem van de bemoedigende berichtjes van zijn makkers. Ze dachten dat Tom en zijn bemanning nog wel moesten leven omdat ze begrepen hadden dat Tom verzocht had om scheermesjes. Deze brief werd natuurlijk gecensureerd en de jongens werd verboden om me nog te schrijven. Echter dat kleine obstakel werd spoedig overwonnen. Ze kwamen regelmatig in een kroeg in New Market en de kastelein, een zekere meneer Williams, kreeg opdracht de briefjes naar mij te sturen. Ik bleef ze nog regelmatig ontvangen, maar omdat er eigenlijk niets nieuws gebeurde, hield het ook uiteindelijk op.

Ik geloof dat het squadron verhuisde.

De autoriteiten hebben het geprobeerd, maar vreesden het ergste door het uitblijven van informatie en na een tijd werd aangenomen dat Tom was omgekomen. Ongeveer twaalf maanden later ontving ik officieel nieuws dat één van de bemanningsleden was aangespoeld aan de kust van het IJsselmeer. Uiteindelijk kwam dan het officiële nieuws dat Tom was aangespoeld bij Molkwerum op 5 juli 1943. Het was inmiddels juli 1944. Na de oorlog heeft mijn schoonvader aan de Nederlandse consul in Oporto, met wie hij bevriend was gevraagd om te kijken naar de feiten rondom het vinden van- en de begrafenis van zijn zoon, bij zijn bezoek aan Holland, kort na de oorlog.

Het verslag van de consul was als volgt; Tom zijn lichaam was gevonden door Anne Feenstra [*1], toen ze langs de kust liep. Het is naar een schuur gebracht en geïdentificeerd op 7 juli door een Duitse arts van de Wehrmacht. Tom zijn nummer werd op een identificatieformulier gezet als RAF No. 1089966. Hij begon zijn carrière bij de RAF als LAC 1365093 en eindigde als No. 67800. Een onderofficier. Ik zal nooit weten hoe hij aan dat derde nummer kwam.

De begrafenis werd geleid door een Nederlandse dominee [*2] Zeer veel bloemen bedekten het graf. De wehrmacht was aanwezig en verbood het maken van foto's, maar een meneer M. Zeldenrust, met gevaar voor eigen leven, nam een foto op de dag van de begrafenis, waarop de bloemen op het graf te zien waren. Dank u, meneer Zeldenrust.

Ik zei dat ik niet gehuild had. -maar dat moet ik toch wel een beetje gedaan hebben- Het is goed zo. Een week lang kon ik niet slapen en eten en verloor een steen aan gewicht. Na een week leek er een bijzondere vrede over me te komen en vanaf toen begon ik me beter te voelen.

Vandaag ligt Tom, waar hij toen is begraven, tussen de warmhartige Nederlandse mensen. Mijn zoon heeft zijn vader 's graf bezocht en zegt dat het keurig wordt onderhouden. Het was in 1979 dat hij er was om er een bos bloemen op te leggen, maar zag dat er ook al een vers bos bloemen op lag. De Graven stichting heeft gevraagd of ze Tom ook over moesten brengen naar een Militaire begraafplaats, maar dat wilde ik niet. Ze hebben echter wel de tijdelijke- vervangen door de officiële grafsteen.

Zo eindigde een kort hoofdstuk uit mijn leven. Een hoofdstuk vol met gebeurtenissen. Maar het leven gaat verder. Ik had een zoon om me over te ontfermen. Hij was nog maar ruim een jaar oud en had zijn leven nog voor zich. Hij had nu mijn hulp en liefde meer dan nodig.

Het schrijven van dit verslag bracht weer een heel aantal herinneringen levendig terug, maar ik geniet enorm van het leven en hoop het zo nog mooi even vol te houden. Ik ben een "oudje', vol energie. De dagen zijn nooit lang genoeg. Mijn zoon, Robert is inmiddels 40 jaar oud en is bij de RAF sinds zijn achttiende. Hij steeg in rangen en diende daar twee jaren totdat hem werd geadviseerd om zich aan te melden voor trainingen tot onderofficier. Hij is nu squadronleader, met vrouw, twee zonen en een dochter. Hij is niet een vliegenier. Hij blijkt meer een man van vele aspecten en houdt van het leven. Hij mocht de dienst verlaten op achtendertigjarige leeftijd, maar werd aangeboden om te blijven tot zijn achtenvijftigste. Een aanbod wat hij graag aannam.

Hij heeft tweemaal in Duitsland gediend, in België, in Nederland en Bahrain. Hij was op dat laatste eiland toen de Britten zich uiteindelijk terugtrokken en was één van de weinigen die tot het allerlaatst zijn gebleven. De sjeik kwam nog op hun laatste kleine afscheidsfeestje.

Ik ben zo blij dat Robert in dienst is gebleven.

"McCRORIE(nee Holder) Joan Late of Broom and Bidford. Passed away peacefully at Meadow View Care Home, Alcester, on November 26th, aged 98 years. The Funeral Service will take place at Oakley Wood Crematorium, North Chapel, on Wednesday, December 11th, at 12.15 p.m. Family flowers only. Donations, if desired, to Countryside Restoration Trust, may be left in the collection box or sent to David Baker Funeral Directors, 98 High Street, Bidford on Avon. B50 4AF"

Gepubliceerd in 'The Evesham Journal op 5 december 2013

Sietske Krol
Sietske Krol
Meester Krol met zijn gezin, ergens in de dertiger jaren
Meester Krol met zijn gezin, ergens in de dertiger jaren

 ([*1] Deze Anne Feenstra was overigens niet een "she", maar een "he". Waarschijnlijk heeft Joan door de verslaggeving de naam Anne niet gekoppeld aan een manspersoon, omdat Anne in het Engels eigenlijk altijd een vrouwennaam is. Maar deze Anne Feenstra woonde aan de Hellingstritte en na een gesprek met een dochter van hem, wist deze Klaaske (de Boer) Feenstra ons op hoge leeftijd te vertellen dat ze er zeker van was dat haar vader niet Tom Mc Crorie had gevonden. Tom was gevonden door Sietske Krol, dochter van de hoofdmeester Krol. Woonachtig aan de Stationswei. Deze meester Krol was sportief aangelegd en had de gewoonte om dagelijks te gaan zwemmen en zijn dochters gingen dan mee. Ze zwommen dan bij de voormalige sluis. Hier gaf meester ook wel zwemles aan de kinderen van Molkwerum. Vanaf de zeedijk gezien was het rechts van de pier wat ondieper. Dat was de zwemplek voor de beginners. Links van de pier was het dieper. Dat was de plek voor de gevorderden, zo vertelde Klaaske. De dochters zwommen natuurlijk op de plek van de gevorderden. Daar vond Sietske het lichaam van Tom. Hoe Joan aan de naam van Anne kwam, zal te maken hebben met het feit dat Anne lid van dorpsbelang was en raadslid van de kerk. Hij heeft dan ook waarschijnlijk het lichaam overgebracht van zee naar het lijkhuisje dat daarvoor destijds gebruikt werd en dat was het schuurtje naast het kerkhof, thans in gebruik als opslag voor het oud papier. Deze Anne zal dan ook vast de contactpersoon geweest zijn en als zodanig aangemerkt als vinder.

[*2] Ds. Lieftink.)

Tegenwoordig wordt er bijna niet meer gezwommen op de vindplaats links van de pier. Maar de onderstaande foto (nog uit de tijd dat er nog getijden waren) laat de populariteit van de plek destijds zien.